Wentel uw weg op de Heere
Weest in geen ding bezorgt; maar laat uw begeerten in alles, door bidden en smeken, met dankzegging bekend worden bij God Filippensen 4:6
‘Geen ijd’le zorg doe u van ’t heilspoor dwalen; houd in uw weg het oog op God gericht’, zo zingt de dichter. Wat kan een mens, ook na ontvangen genade, bezet zijn met vele vragen en zorgen. Zoveel dat we niet weten hoe het verder moet: zorgen over man of vrouw, over het gezin, over het werk, over de gezondheid. Wat kunnen we zelfs vrezen nog eens zonder levensonderhoud te zullen komen. Wat kan de satan ook een kind van God veel wijsmaken. Waarom? Om hem het vertrouwen op God te doen verliezen. En dan klinkt hier het apostolisch vermaan: ‘Weest in geen ding bezorgd.’ De Heere weet wat u nodig hebt. Hij is de Schepper en Onderhouder van alles! Paulus bedoelt niet dat u zorgeloos moet zijn, maar dat u met al uw zorgen tot God de toevlucht moet nemen.
Met alle zorgen: met de kleine, ‘gewone’ alledaagse zorgen, maar ook met dat wat u zo neerdrukt, waar u `s nachts van wakker ligt. Breng het alles tot de troon van Zijn genade. Houd, in de nood van lichaam en ziel, bij Hem aan met bidden en smeken. In de nood voor de tijd en de eeuwigheid. Voor u zelf en voor die u lief zijn. Laat alles bekend worden bij de Heere, Die trouwe houdt en eeuwig leeft. Hij heeft alle macht in het rijk der natuur en in het rijk der genade.
Maar, zegt de apostel, met dankzegging. Met opmerken en erkennen van wat de Heere nog geeft boven wat wij ons waardig gemaakt hebben. Want wanneer we, voor het eerst of opnieuw, zien dat op de bodem van alle vragen ligt der zonden schuld, dan gaat wel eens de hand op de mond. En wat een verwondering is er in de ziel wanneer het oog des geloofs dan geopend wordt voor die dierbare Borg, Die de zondeschuld op Zich nam. Hij leed, borgtochtelijk voor de Zijnen, honger en dorst. Omdat Hij hen liefhad met een onuitsprekelijke liefde. Opdat zij in honger en dorst uit Hem bedeeld zouden worden. Dan gaat het van binnen wel weer eens zingen in verbrokenheid des harten: ‘Voed het oud vertrouwen weder; zoek in
`s Hoogsten lof uw lust; want Gods goedheid zal uw druk eens verwiss’len in geluk.’