meditatie november 2013

  Zondag 1

‘Wat is uw enige troost, beide in het leven en sterven?’ Met deze vraag opent de Heidelbergse Catechismus het onderwijs aan de jeugd.

We zouden dit niet verwachten van een leerboek. Toch is met deze vraag het doel van de christelijke leer omschreven. Het is een leer, die troost brengt in leven en sterven.

Troost is het bezit van een zeker goed, dat opweegt tegen het kwaad. En wat is nu dat goed, dat opweegt tegen alle kwaad en ons getroost doet zijn in het leven en het sterven? Het is wat we lezen in het antwoord, namelijk het eigendom van Christus te zijn.

Dat is de “enige” troost. Alle andere troost is bedriegelijk.

Je kunt jezelf met van alles troosten. Je kunt jezelf troosten met geld, met roem, met muziek, met sport, met allerlei dingen waarvan je geniet. Het geeft echter geen werkelijke troost in het leven met al zijn verdriet en bij de dood laat het je koud en ontgoocheld achter.

Toen Alexander de Grote de gehele wereld onderworpen had, liep hij wenend door zijn paleis. Men zou verwachten, dat zo iemand wel heel tevreden en blij zou zijn. Maar Alexander weende omdat er maar één wereld te veroveren was.

Er is geen verzadiging in de dingen buiten God en in je sterven laat het je allemaal in de steek.

Voor een mens, die gezondigd heeft en op reis is naar Gods rechterstoel is er maar één troost in leven en sterven, namelijk het eigendom van Christus te zijn.

Daarbuiten bedriegt alles. Het kan voor verdoving zorgen, zodat je de pijn niet meer zo voelt. Maar als de verdoving uitgewerkt is, voel je de pijn des te erger. Alleen in Jezus’ verzoenend lijden en sterven is een troost voor het leven en het sterven.

Wat is nu jouw troost? Waarmee troost je jezelf voor het leven en voor het sterven?

“Dat ik met lichaam en ziel, beide in het leven en sterven, niet mijn, maar mijns getrouwen Zaligmakers Jezus Christus eigen ben.

In deze kloeke geloofstaal horen we de stem van de hervorming. Temidden van vervolging, verbanning, verlies van goederen en brandstapels was het hun troost, dat zij het eigendom van Christus waren. Wat wordt hier gezegd?

De wedergeboren gelovige zegt hier, dat hij of zij van meester en heer is verwisseld. Men lag voor eigen rekening en is nu voor rekening van Jezus Christus. Men was zijn eigen meester, maar behoort nu aan Christus. Dat is de troost van de christen tijdens het leven en voor het sterven. Ik ben niet meer van mijzelf. Ik sta niet meer alleen. Ik heb Jezus tot mijn Meester en Koning.

Men zou kunnen vragen: Is dat dan troost? Ja zeker, dit is de enige troost in het leven en sterven. De duivel is de grootste leugenaar.

Hij zei dat het mooiste was “om als God te zijn, kennende het goed en het kwaad”. Helemaal je eigen baas. Niemand boven je, die zegt wat goed en wat kwaad is. Zelf uitmaken wat je doet en wat je laat.

Deze leugen van de duivel geloven wij nog steeds.

Dit is in onze ogen het mooiste. Met niemand rekening te hoeven houden, alle taboes van je afschudden en leven zoals je zelf wilt. Niemand boven je. Geen God en geen meester. Kortom: je eigen god zijn. Maar het was een leugen! Het bracht de mens geen geluk, maar de dood. En het is ook vandaag een leugen!

Zie het rondom je; de drugsverslaving, de zelfmoorden, de ziekte aids, de verscheurde gezinnen en de doelloosheid en leegheid van het leven. Het leert ons dat de duivel een leugenaar is.

De zonde brengt geen geluk!

                                                                                  Ds. C. Harinck