Een volkomen Zaligmaker
Gij zult een volkomen lam hebben
Exodus 12:5a
In dit vers lezen we eigenlijk de kern van het Pascha.
Gij: Lezer, het is een persoonlijke zaak! Gij! Met genade in het voorgeslacht verheerlijkt, hoe groot dat voorrecht ook is, kunnen wij het niet doen. We hebben persoonlijk, particulier nodig dat de HEERE ons bekeert. Vraag daar toch veel om.
Zult: geen misschíen, lezer! Nee: zúlt. Laten we daar toch ook de vinger bij leggen. We kunnen toch niet met wat vage gevoelens en gewaarwordingen en een ongegronde hoop de eeuwigheid aandoen? Zult. Een stellige zekerheid. De Heere geve maar geen rust, voor en aleer we daar bij God vandaan kennis aan hebben: Gij zult een volkomen lam hebben.
En volkomen lam: Ziet u, lezer? Het gaat om een volkomen Zaligmaker, geen halve Zaligmaker, geen helpende Zaligmaker. Niet zo dat naast mijn bidden en tranen en zoeken en zuchten die Zaligmaker het mijne aanvult! O nee, dan was het voor eeuwig kwijt. Nee, bij een volkomen lam, bij een volkomen Zaligmaker, daar hoort bij: een volkomen zondaar. Niet een beetje gevoel van uw zonde, niet wat vage, onbestemde pessimistische gevoelens, niet wat oppervlakkige neerslachtigheid en wat onbehagen dat u het er niet zo goed hebt afgebracht als u gewild hebt, nee, dat alles heeft een beschaafd werelds mens ook. En misschien nog wel meer! Maar: een gans verlorene, een gans ontblote, een zondaar niet alleen, maar een verlóren zondaar! Ach, zijn we het ooit geworden in de beleving van onze ziel, door ontdekkende genade en ontgrondende genade? Een gans verlorene voor God? En zie: in zulk een ellendige werkt nu Gods Geest een hongeren en dorsten, een hartelijke begeerte naar een volkomen Zaligmaker. Dat is nu dat plaatsmakende werk. Leerde u reeds in een weg van omkomen naar Hem hongeren? Dorsten? Uitzien? Begeren? Weet u, lezer, waar het bij u en mij doorgaans op vast zit? We hebben te veel, we zijn te rijk, we praten te hoog van onszelf en het allerergste: wij hebben veel te geringe gedachten van de HEERE.
Ds.W. J. Karels