Meditatie juni 2013

Meditatie

 

Vuur

 

En van hen werden gezien verdeelde tongen als van vuur, en het zat op een iegelijk van hen

 Handelingen 2:3

 

Naast het teken van wind is er het teken van vuur. Ook daarin zien we iets van het werk van de Pinkstergeest. Het vuur des Geestes steekt koude harten in brand. Dan zeggen we met de Emmaüsgangers: ‘Was ons hart niet brandende in ons, als Hij tot ons sprak op de weg, en als Hij ons de Schriften opende?’ (Luk. 24:32). Onvergetelijke kerkdiensten, waarin ons hart zo ging branden. Dan is er het vuur van de liefde Gods. Dan is er de warmte van het zieleheimwee naar Jezus. Dan is er de gloed van de rijkdom van Gods genade, waardoor het zondaarshart wordt ingenomen. Als wij naar de kerk gaan, smeken wij dan om de bediening des Geestes? Immers, zonder die Geest zal het Woord afstuiten op ons harde hart en zal het hart niet gaan branden.

Vuur is ook louterend. Wij spreken dan ook over de Geest der uitbranding {Jes. 4:4}. Er moet in het zondaarshart zoveel worden uitgebrand. Daar is de eigengerechtigheid, die door de louterende en uitbrandende Geest wordt weggevaagd. Daar is het steunen op eigen vroomheid en eigen bekering, hetgeen door de Geest in brand gestoken wordt. Ook allerlei wegen van verdrukking en beproeving gebruikt de Heilige Geest om Gods kinderen te louteren. Zo is de Geest der uitbranding erop uit om plaats te maken voor Christus.

Vuur geeft ook licht. Van zichzelf zijn en blijven Gods kinderen duisternis. Maar het is de Geest, Die het uit Christus neemt en Die hen door de kracht der genade als lichten doet wandelen, ook al blijft hier alles ten dele.

Wat een wonder dan, dat de Heilige Geest is uitgestort. Zonder die Geest is er geen zaligheid. Die Geest is uitgestort op grond van de verdiensten van Christus en niet op grond van iets in de mens. Daarom kunnen duisterlingen zalig worden.

Ds. J.J van Eckeveld