Meditatie oktober 2012

Meditatie

 

Roepen tot God

 

Uit de diepten roep ik tot U, o HEERE!

Psalm 130:1

Er is veel nood op de wereld. We kunnen lezen over oorlog, honger en natuurrampen. Er zijn veel mensen ziek en gebrekkig. Maar de grootste nood is de zonde en de dood. Het is de mens gezet eenmaal te sterven en daarna het oordeel.

Helaas brengt de nood op zichzelf mensen niet op de goede plaats. Nood kan verbitteren en verharden. De Tweede Wereldoorlog heeft een stroom van ellende en verdriet met zich meegebracht. Helaas is de mensheid er niet beter door geworden. Er is eerder sprake van verharding. Nood brengt soms tot vloeken. Toch kan de Heere nood gebruiken. Dat leert ons de Bijbel. Dat zien we in Psalm 130. De dichter gaat roepen tot God. De nood drijft hem uit. De nood brengt hem bij God. In de diepte is er bij de dichter geen opstand, er is geen doffe moedeloosheid. In de diepte roept hij tot God. Wat een wonder als we zo mogen roepen. Als we gaan roepen tot God. Het is gewerkt door Gods Geest.

Dit roepen is een oprecht roepen. De dichter heeft geen verwachting van zichzelf Hij heeft ook geen hoop op mensen. Zijn hoop is alleen op God. Hartelijk roept hij tot God. God is niets verplicht. Toch blijft hij roepen. Eerlijkheid is een vrucht van genade.

De dichter blijft ook aanhouden. Hij roept uit de diepten, dat is met grote inspanning en met een voortdurend verlangen. Het is een roepen zonder ophouden. Het is een roepen bij dagen en bij nachten.

Dit roepen is aangenaam bij God. De Heere hoort het geroep van Zijn ellendigen. Soms kunnen zij niet anders dan zuchten. Mensen zouden er wellicht niet veel voor geven. Het getob van de tollenaar in de tempel sprak de farizeeër helemaal niet aan. God oordeelt echter anders. Het geroep van Zijn ellendigen is Hem aangenaam. Het is Zijn eigen werk. God vermaakt Zich altijd in Zijn eigen werk. Wat een bemoediging! De Heere hoort het gebed.                    

 

Ds. W. Visscher