Hoe zwaar was elke dag de gang voor Israël in de woestijn. Er klonk niet vaak een vreugdezang, de dagen duurden tergend lang. Wanneer zou ’t einde zijn? |
|
|
Hoe heerlijk als de Heere gaf oasen hier en daar verspreid! Dan legde ’t volk zijn lasten af, de zon scheen niet meer zengend straf, ’t was niets dan heerlijkheid |
In Elim sprongen uit de grond twaalf bronnen voor het volk. Koel was het water in de mond. De palmvrucht heerlijk en gezond. En over hen was Gods wolk. |
|
|
|
|
Dat hier de bron van ’t Heilig Woord tot troost mocht zijn en lafenis; het Evangelie hier gehoord mocht blijven klinken ongestoord, zo vol geheimenis. |
Mocht deze kerk een rustplaats zijn voor allen die zijn afgemat; een Elim met een troostfontein, met vruchten ongedeerd en rein, een onverdiende schat! |
|
|
Mocht zo de kerk een Elim zijn, een rustoord op de verre reis door ’s levens zware zandwoestijn, voor moede pelgrims groot en klein, Gods grote Naam ten prijs! |
|
 |
Klik op de foto voor een vergroting |